Interview Jeroen Hofhuizen – NL

DE INNERLIJKE LEEGTE

Raymond Cuijpers – Jeroen Hofhuizen

Begin 2011 liepen Jeroen en ik door een druilerig Amsterdam naar mijn atelier. Sinds het verlaten van de academie in Maastricht in 1995 waren we elkaar uit het oog verloren, maar we vonden elkaar weer terug via Facebook. We pikten moeiteloos de discussie over schilderkunst op die we in de academiejaren voortdurend voerden. Destijds kwamen we steeds bij de intuïtie uit, dat was de basis van ons schilderen en we vonden dat het nog steeds gold voor de schilderijen die we nu maakten. In mijn atelier wees Jeroen, kortgeschoren haar, heldere blik door een kleine bril en tenger lichaam onder een halflange grijze jas, geestdriftig naar een groot doek waar ik aan bezig was. Hij had het over kleur, licht, diepte en de dikte van de verf. De schildersdingen. Ik zei dat ik zoveel mogelijk het denken probeerde uit te schakelen tijdens het schilderen en dat ik vertrouwde op mijn intuïtie. Ik vond dat ik na 20 jaar schilderen de basis van het schilderen wel in de tas had. Ik wilde de energie, de toestand waarin ik verkeerde (zowel geestelijk als lichamelijk) uiteindelijk op het canvas terug zien.

We wisten dat een schilderij pas echt bestond wanneer het het atelier zou verlaten. We hadden het over tentoonstellingen en vonden dat we het heft in eigen hand moesten nemen. Geen curators, geen galeries, (nee) we zouden het zelf gaan doen. Die gedachte groeide en werd vruchtbaar. We belden en mailden over en weer. We wisten een groep schilders bijelkaar te brengen die de kern zou gaan vormen van een reizende tentoonstelling, want dat moest het gaan worden.

Ik bezocht Jeroen een paar keer in zijn atelier in Heugem, een buitenwijk van Maastricht aan de oostoever van de Maas. Bij elk bezoek moest ik eerst langs Pierre, een grote hond die hard blafte en daarna rustig in een hoek ging liggen Vervolgens moest ik in mijn hoofd een knop omdraaien, een schaalverkleining maken om in Jeroens kleine, ingetogen werk terecht te komen. In zijn doeken zat een gevoeligheid die veel nadenken, veel kijken en veel eerbied ook naar de schilderkunst verried.

Mijn contract bij Athenaeum Boekhandel werd niet verlengd en voor ik een nieuw baantje als fietskoerier vond had ik een periode van drie maanden waarin ik vrijwel iedere dag in het atelier werkte. Hoewel ik met mijn gezin onder de armoedegrens leefde, wist ik geld bijelkaar te schrapen voor verf. Ik kroop dieper in mijn schilderijen en begon me ook meer te verdiepen in andere kunstenaars, simpelweg omdat ik er de tijd voor had, maar ook omdat ik wilde weten welke positie we nou innamen in de huidige kunstwereld. Mijn doeken werden gelaagder, intenser, doorwerkter. Jeroens doeken zijn in die twee jaar verstilder geworden. Hij is meer tot de essentie, tot de kern gekomen van wat hij precies wil zeggen, zijn doeken vormen een tempel van leegte, van rust. Toch zit in de dichtheid van mijn schilderijen en in de leegte van Jeroens doeken een constante: de intuïtie, al is die bij Jeroen meer gecontroleerd, bedachtzaam en bij mij soms verwilderd.

Hieronder volgt een samenvatting van het mailcontact dat Jeroen en ik het afgelopen half jaar hebben gehad.

RC Ik ben nu een paar keer in je atelier geweest en een doek is op één andere manier dan de rest van je werk in mijn hoofd blijven hangen. Dit doek stijgt uit boven jou, het is alsof het gemaakt is door niemand, door geen persoon, het is bijna afstandelijk… misschien is dat afstandelijke goed en heeft het een andere naam… het sublieme?

JH. Om deze vraag te beantwoorden wil ik eerst duidelijk krijgen wat het sublieme voor mij inhoudt. Kant, Burke en Lyotard, dat zijn die drie die er volgens mij het meeste en duidelijkst over hebben geschreven. Tussen de drie zitten verschillen in opvatting. Het bereiken van het sublieme door de esthetica, door een mathematische grootsheid, door angst en beven voor de overweldigende natuur, het bovenzinnelijk maar ook het onbereikbare van het sublieme. Ik denk dat het sublieme in de ervaring is gegeven. Het is een ervaring die voorbij de fenomenale wereld rijkt en in contact treedt met het transcedente, het bovenzinnelijke. Je schrijft dat ‘Who are you?’ boven mij uit lijkt te stijgen alsof het door niemand geschilderd is. Ik begrijp denk ik wat je daarmee bedoelt. Ik heb het schilderij geschilderd, het komt uit mij. Wat het een door jouw beschreven ervaring geeft komt denk ik omdat de voorstelling niet terug is te voeren naar enige vorm in de zintuiglijke wereld. Er is althans geen refentie kader meer. Het schilderij is niet te duiden. Het maakt wel iets voelbaar en dat is het bovenzinnelijke. Maar dit hoeft niet persé het sublieme te zijn. Het kan ook een metafysisch gegeven zijn. Maar dan heb je weer het probleem dat er geen realistische herkennings punten zijn. Dit werk is in twee sessies geschilderd. Eerst de achtergrond en tijdens de tweede sessie de drie andere elementen.
Tijdens die tweede sessie was ik tegelijkertijd ook aan andere werken bezig. Op het moment dat ik dit werk pakte was ik in een opperste staat van concentratie, van zijn. Het leek alsof al de andere werken gesublimeerd werden in die paar handelingen die ik uitvoerde. Het was een momentum waar ik de actie van het schilderen zelf werd. Er was geen denken, enkel een doen. Mijn ego was niet meer aanwezig en dat zie je.

RC. In ons huis slingeren al weken een paar boeken van de bieb rond, onder meer ‘Looking East’, drie Amerikaanse schilders maken in een tentoonstelling de connectie met de Oosterse kunst, ‘Zen’ en zo…. Pat Steir, Brice Marden en Michael Mazur (Mazur heeft volgens mij veel met jouw eerdere werk te maken). Steir maakt grote doeken waar ze verf letterlijk tegenaan gooit, Waterfalls. Jackson Pollock was tijdens het schilderen in het doek: Inside. Steir wil juist Outside het schilderij zijn, lang kijken, contempleren en dan in een keer op de juiste manier de verf op het doek gooien. Ik denk dat ik meer de Pollock-manier van werken heb, al ben ik tijdens het schilderen soms wel uit het doek. In ieder geval zit ik niet uren ernaar te staren.

Jij denkt meer na over wat je gaat doen. Ben jij meer de Pat Steir die na lang kijken het sublieme op het doek weet te krijgen?

JH Naast het nadenken kijk ik inderdaad vooral heel erg veel. Ik visualiseer wat ik zou kunnen doen voordat ik doorga met een bestaand werk of voordat ik aan een nieuw werk begin. Doordat ik haast minimalistisch werk heeft dit tot gevolg dat iedere handeling die ik uitvoer een enorme invloed heeft op het beeld dat ontstaat. Het doel van mijn schilderijen is dat ik het zintuiglijke, de waarneming, met het onzichtbare wil verenigen middels verf op doek. Wat doet de verf als ik een bepaalde handeling uitvoer en wat is dan mijn intuïtieve reactie hierop? Wat gebeurt er als ik die reactie uitstel, niet uitvoer, het doek weg zet en er twee weken later pas weer naar kijk? Het proces traineren, vertragen. Na een maand, een week of een paar dagen opnieuw beginnen aan hetzelfde doek. De keuzes die ik dan maak zijn andere dan wanneer ik de allereerste sessie zou hebben doorgeschilderd. Ik weet niet of dit dan een beter doek of een slechter doek wordt. Het proces is in ieder geval anders. Beide manieren van schilderen zijn voor mij belangrijk. Het is zo dat wanneer ik na lang kijken een beslissing neem over de verdere schildershandelingen, het goed kan zijn dat de nieuwe verfstreken volstrekt niet opleveren wat ik gevisualiseerd had, waardoor alleen de materiële werkelijkheid aan de oppervlakte komt. Ik moet dan terug naar mijn intuïtie om het wezenlijke tot uitdrukking te brengen.

RC Wat jij zegt over het lange kijken naar een doek, en dan een handeling doen die vervolgens misschien niet uitpakt zoals je hem hebt gevisualiseerd en dat je juist daardoor teruggeworpen wordt op de intuïtie, dat vind ik een goed uitgangspunt. Want dan ga je ergens doorheen prikken, je gaat bewuster met het ‘in het doek zijn’ om. Alleen en hier moeten we het in The Act of Painting ook over hebben denk ik; wat is de inhoud van onze schilderijen buiten de sensatie van het schilderij zelf, de magie van de verf, de vlekken, de lijnen? Waarom zijn bepaalde abstracte doeken goed en andere abstracte doeken niet? Ik bedoel: abstractie is opzichzelf geen kwaliteit.

JH Abstractie op zichzelf is uiteraard geen kwaliteit, figuratie ook niet. Waarom bepaalde abstracte/figuratieve werken kwaliteit hebben is altijd moeilijk te duiden behalve dat het wel op de één of andere manier te herkennen is. Ik vermoed dat je in een andere dimensie terecht komt op het moment dat je met kwaliteit te maken hebt. Er wordt iets zichtbaar gemaakt dat uit de diepte komt. De ziel en de overtuiging van de kunstenaar zelf. De houding waarmee een kunstwerk wordt gemaakt. Als dat er niet is dan krijg je oppervlakkig werk en dat kun je zien. Een leegte zonder innerlijk.

RC Jij begon met het landschap, maakte er abstractie van en komt nu tot de conclusie dat de zuivere abstractie zich in je hoofd bevindt en niet in hetgeen je waarneemt. Ik ben vaak met mijn zoontje in het atelier. De laatste tijd, voor de tentoonstelling in TETEM, schilderde ik veel doeltjes op houten panelen. Voor mij is het doel als vorm een icoon, een symbool voor een groot deel van mijn leven. Voor mijn zoontje is het gewoon een vorm, hij kent het voetbal niet, geeft geen betekenis aan het geschilderde doel. Hij wilde die vorm ook schilderen en maakte er een soort gespiegeld doeltje van. Zijn manier, zijn benadering van dat doeltje, zijn denken wil ik ook bereiken. Alles kan abstract zijn, het is de manier hoe je er in je hoofd een beeld van maakt – dus eigenlijk ook het meest figuratieve ding dat je schildert (portret, boom, landschap, huis, rivier, schoen, bal, koffiekopje…) is abstract. Als je het maar abstract bedenkt.

JH Dit is mooi gezegd. Het denken van je zoontje willen bereiken. Volgens mij kom je het volgende probleem dan tegen. Ons ‘volwassen’ denken is gevormd door ons leven in het hier en nu. Tijdens de academie was ik geïnteresseerd in de chaostheorie van Ilya Prigogine. Hij ontdekte dat binnen gesloten dynamische systemen er een proces gaande is. Een proces van orde naar wanorde, naar chaos. En deze chaos is eigenlijk een complexe orde. Eén van de belangrijkste elementen binnen dit gegeven was de functie van ‘willekeurigheid’. Op de één of andere manier heb ik dat altijd gekoppeld aan intuïtie. Het ging mij om de filosofische consequentie die hij hier aan verbond. Het leven als inderterministisch, non-linear proces. Volgens mij nog steeds een urgente en abstracte gedachte die de boel weer los kan trekken.

image_large

Jeroen Hofhuizen
L’importance de vert
oil on canvas
150×180 cm
2010/2011
Collection Wim Reiff

Er is orde, het witte doek, langzaam onstaat er die disorde of het complexe systeem in ontwikkeling. Puur op intuïtie vlakken neer zetten. Op zoek naar een ruimtelijkheid. Ik liet het vrij en ging vervolgens verder op zoek naar de grenzen. Waar houdt het op, wanneer komt er weer een ‘evenwichtig systeem’? Dit was voor mij belangijk omdat ik op deze manier niet alleen de dingen van het schilderen zelf pushte en oprekte maar ook via intuïtie het beeld liet ontstaan.

RC Ik denk nog altijd terug aan wat Peter Wehrens (1945-2013, oud-leraar op de academie) ooit zei, gezeten in een oude fauteuil in de parketzaal van de Hof van Tilly: “Nu zijn jullie nog met zoveel aandacht bezig, maar straks in de echte wereld heeft niemand oog voor die aandacht.” Hij zei het vanuit een aan depressie grenzende bitterheid of zwelgend in melancholie, maar in zijn woorden zat veel waarheid.

Niemand ziet de aandacht nog. Maar wij moeten juist alleen die aandacht laten zien! Niets meer en niets minder. En jij bent daar in je nieuwe doeken mee bezig, hele abstracte doeken in kleur, in schilderachtighied, in verfhuid, in alles! Als ik nu een keuze moest maken uit jouw schilderijen, dan denk ik aan de paarsblauwe met de lichtblauwe strepen (de kleine gevoelige schilderachtige Frank Stella), de verticale blauwgroene met de indrukken van het bubbeltjesplastic en de ‘tralies’ die je met een spuitbusje erop gezet hebt…De smarties zijn weer bedacht, ook goed, maar niet zo gevoelig als de drie doeken die ik net noemde; de aandacht die je daar laat zien, dat is het schilderen en tegelijkertijd voel je dat je daar heel veel aan het denken bent.

Steeds wanneer ik jouw atelier binnenstap, Jeroen, lijkt het alsof ik mijn geest moet omzetten naar een subtielere en fijngevoeligerige manier van denken en dus ook van kijken. Ik denk dat dit ondermeer komt door de kleine formaten waarop je werkt en zeker ook de schijnbaar minimale schildershandelingen die je uitvoert. Ik denk dat je nieuwe doeken deze omslag in denken heel stilletjes afdwingen, puur door hun aanwezigheid.

Een goed schilderij ziet er volgens mij niet bedacht uit, maar heeft een vanzelfsprekende uitstraling, deze uitstraling, de présence, heeft als het goed is nog de energie van het maken, van het ontstaan en is tegelijkertijd een beeld op zich, een werk dat je meteen ziet. In een oogopslag zie je de complete ontstaansgeschiedenis, zonder dat je die noodzakelijkerwijze moet begrijpen.

Dit zijn allemaal algemene beschrijvingen die voor vrijwel elk schilderij, op The Act of Painting-wijze geschilderd, kunnen gelden. Wat ik zo graag wil blootleggen is wat een doek van jou nou een Hofhuizen maakt en een doek van mij een Cuijpers…

JH – Ik denk ieders autonome behoefte: waar ik over heb nagedacht en wat tegelijkertijd een innerlijke noodzaak is, dus niet enkel gedachte, is de behoefte aan een enorme eenvoud in mij, bij mij. In die eenvoud kan ik me namelijk toeleggen op een aantal aspecten van het schilderen die ik verder wil onderzoeken. ‘L’importance de vert’ is een pittig werk, niet alleen door de maat maar ook door enorme complexiteit van het werk. De schilderijen die ik nu maak zijn eigenlijk uitsnedes van dat ene werk. Door dit aan te pakken kom ik weer een stukje verder. Verder in mijn ontwikkeling, mijn visie op het schilderen en op de wereld. Doordat ik in die complexe orde als het ware deelgebieden ben tegengekomen zag ik dat daar een dimensie van het schilderen voor mij lag die ik eerder niet begreep. Ik ben ergens doorheen gegaan.

RC – Wat zijn die aspecten van het schilderen dan die je verder wilt onderzoeken?

jeroen

Jeroen Hofhuizen
About silence, grey, light and L.W.
70×70 cm
oil on canvas
2013

JH – Ik werk op een traditionele manier aan mijn doeken. Het schilderen bestaat voor mij uit het visualiseren van mijn dialoog die ik ben aangegaan met de buitenwereld, het doek zelf waar ik aan werk en mijn innerlijke belevingswereld middels verf, peut en penselen. Het gaat mij erom wat een doek met mij doet. Wat het oproept. Mijn manier van werken is de laatste jaren veranderd doordat ik steeds subtieler te werk ga. Ik ga rustiger met de verf om zou je kunnen zeggen. De penseelvoering komt nu in zijn eigen essentie terecht doordat er, voor mij, steeds meer zichtbaar wordt. Het werk is ook existentiëler geworden. Als ik nu diagonale streken neerzet dan moeten die ook een functie hebben in het verhaal. Dit is een gevoelskwestie of een intuïtieve kwestie. Ik kan dit niet beredeneren. Hoe komt het dat je een streek op een dergelijke manier moet neerzetten? Het kan niet op een andere manier. Anders is ‘het’ kapot, is ‘het’ weg. Wat dan weg is is niet het effect maar de functie van het geschilderde. Ik weet nooit hoe iets er van tevoren uit gaat zien. Stel ik zou de volgende uitspraak van Wittgenstein tot uitdrukking willen brengen: ‘Ik zou dus iets nu als zwak lichtgevend, nu als grijs kunnen zien.’ Het gaat mij hier om het fragiele en de stille kracht van wat er geschreven wordt. Hoe schilder je dat in godsnaam? Met het schilderij ‘Stilte’ kom ik, denk ik, in de buurt. Ik denk ook dat ik het leven momenteel zo ervaar. Je kunt zeggen dat ik een verlangen schilder: Stil, fragiel en toch krachtig.

RC – Hoe zou jij je schildersnatuur omschrijven? En hoeveel zit daar nog in van de wandelingen met je hond naar het atelier? De behoefte aan een enorme eenvoud, zeg je. Waar komt die behoefte vandaan? In ieder geval betekent die eenvoud dat alles wat er wel op het doek staat, te zien is, een grotere betekenis krijgt. En leg mij eens heel concreet uit hoe de dingen met je aan de wandel gaan, en hoe zich dat uit in je schilderijen?

JH. De behoefte aan eenvoud komt omdat er toch veel gebeurd is de laatste jaren. Ik heb een tijdlang deeltijd en zelfs voltijds gewerkt in het bedrijfsleven. Process & Change management, dodelijk voor mijn creativiteit en mijn innerlijke rust. Nadat ik twee burnouts had gehad wist ik dat het roer om moest. Ik ben nu 4 jaar verder en heb de innerlijke rust weer terug. Dit heeft zijn weerslag in de ontwikkeling van mijn werk gehad en heeft het nu nog. Alles is voor mij overzichtelijker geworden. Hierdoor is er eenvoud ontstaan. De wandelingen naar het atelier zorgen ervoor dat ik in een rustmodus kan gaan werken. Wandelen in Maastricht is nu éénmaal een andere ervaring dan de ervaring van een bumperklever in de Randstad. Ik zou daar niet kunnen leven en werken, mijn omgeving is te belangrijk voor mijn ‘state of mind’. De omgeving, de manier van leven, de natuur, het zijn allemaal bepalende elementen die in ieder geval voor mij de juiste randvoorwaarden scheppen om te maken wat ik wil maken.

Hoe een doek met mij aan de wandel gaat? Dat kan op ieder moment in het schildersproces gebeuren. De manier waarop ik bijvoorbeeld een monochrome achtergrond opzet bepaalt al veel voor het doek. Ik duw het een kant op die mij bevalt. Schilderen tot het gaat leven, gaat ademen. Todat er iets gebeurt waardoor het schilderij in gesprek komt met iets in mijzelf dat ik niet onder woorden kan brengen. Het gaat om het bereiken van een bepaalde staat van zijn, om het momentum. Als dat gebeurt neemt het doek het van mij over, ik heb niks meer te willen. Op het moment dat ik weer zou gaan nadenken en daardoor een bedachte beslissing zou nemen is de diepere staat van zijn weer weg en het momentum verknald.

RC – In jouw recente doeken, en in je werk in het algemeen, zit wel een groot streven naar esthetiek. Tegelijkertijd, zeg je, schilder je je natuur. Kort door de bocht zou je dan kunnen stellen dat je natuur uiterst verstild, evenwichtig en ingetogen is. En misschien klopt dat ook wel. Jij denkt veel na over wat je doet, je neemt het schilderen serieus, met je denken wil je als het ware het schilderij eerbiedigen. En toch heb je tijdens het schilderen momenten dat je ook meegesleept wordt door het schilderen zelf, dat je intuïtie het overneemt – maar ik heb het idee dat je nooit jezelf helemaal verliest, zodat de term bedachtzame intuïtie misschien van toepassing is. Klopt dit?

JH – Bedachtzame intuïtie, dat is wel een mooie. Ik denk inderdaad van wel. Contemplatie en de actie. Wat even zo belangrijk is, zoals ik al eerder schreef, is dat ik tijdens het schilderen ervaar dat ik de actie van het schilderen zelf word. Dit gebeurt niet altijd maar die momenten zijn er wel. Een estheet dat ben ik inderdaad, ik ontkom er niet aan. Hoe dat zo komt heeft te maken met mijn besef dat als ik om me heen kijk ik overweldigd kan worden door de natuur in al haar verschijningsvormen: de vlinderstruik in de tuin die nu in bloei staat, de vlinders die er op af komen, de karmozijn die straks weer donkerrood kleurt, de ondergaande zon die een oranje schijnsel op een zilverberk werpt, al dit soort visuele ervaringen. Ik vertoef graag en vaak aan de kust. Daar is de wijdsheid van zee. Ik ken het gevaar van de stromingen die daar zijn bij afgaand tij. Ik ben mij bewust van mijn nietigheid tenopzichte van de zee. Ik weet ook hoe het plankton oplicht bij volle maan. Ik zal deze dingen nooit kunnen schilderen, niet natuurgetrouw. Wat ik wel kan schilderen is mijn respect voor dit alles, op een manier die aansluiting vindt bij mijn innerlijke natuur. Het is een devotie aan de natuur en het schilderen zelf die ik laat zien. Misschien dat door deze devotie het esthetische zichtbaar wordt.